Familieverhalen. De kunst van het schrijven over je naasten, Tanny Dobbelaar

Familieverhalen, de kunst van het schrijven over je naasten, Tanny Dobbelaar, uitgeverij Ambo | Amsterdam, 2011

Familieverhalen, de kunst van het schrijven over je naasten

Dit is geen ‘how to’ boek, maar een super interessant filosofisch getint boek over de kenmerken van familieverhalen.

De eerste keer dat ik dit boek las, was ik enigszins teleurgesteld. Dat kwam doordat ik toen Betje, de zevende van de kruidenier aan het schrijven was en worstelde met het vinden van een passende vorm. Eigenlijk was ik op zoek naar een handleiding. Hoe moet het, vroeg ik me af? Dat stond er dus niet in. Het was geen handleiding, geen how to boek. Inmiddels heb ik meerdere levensverhalen geschreven en gepubliceerd en vaak aan dit boek teruggedacht.

Drie kenmerken

In Familieverhalen, de kunst van het schrijven over je naasten, noemt Dobbelaar drie kenmerken van familieverhalen.

  1. het schrijven ervan is een autobiografisch project (als het over je eigen familie gaat)
  2. het is een interventie in de familieverhoudingen
  3. het is gebaseerd op ‘waargebeurd’

Een autobiografisch project

Misschien spreekt het voor zich, maar ik leg het toch even uit waarom schrijven over je familie autobiografisch is. Dat doe ik aan de hand van mijn eigen ervaringen. Voordat ik aan het boek Betje, over mijn opa en oma Filius, begon, vond ik mijn afkomst nogal gewoontjes en aan de saaie kant. Niks bijzonders. Toen het boek af was, had ik enorm veel respect voor mijn oma en opa. Het waren weliswaar geen helden, notabelen of intellectuelen, maar ze waren wel sterk en verstandig en ze hadden heel wat ontberingen doorstaan. Ik kijk nu anders naar mijn familie.

Als je het over je familie hebt, heb je het ook over jezelf. Dobbelaar zegt het zo: ‘Familie verwijst naar de plek waar je bent opgegroeid, naar de manier waarop je hebt leren eten, praten, met mensen omgaan.’ Je bent in je vroegste jaren gevormd door je familie. Vandaar autobiografisch.

Familieverhoudingen veranderen

Nu het tweede kenmerk: ‘Een familiegeschiedenis schrijven is een interventie in de familieverhoudingen.’
Wat bedoelt Tanny Dobbelaar hiermee? Het is goed je te realiseren dat de verhalen over je familie niet alleen van jou zijn, als schrijver, maar ook van al je familieleden. Je kunt ze onderling uitwisselen op een verjaardag of er gezamenlijk over zwijgen. Maar als één persoon ze opschrijft, kunnen andere familieleden het gevoel krijgen dat de schrijver de familiegeschiedenis heeft ‘gekaapt’. Hij of zij is ermee aan de haal gegaan. Vooral als er vroeger dingen zijn gebeurd waarover men tot dan toe heeft gezwegen, kunnen de emoties hoog oplaaien. De een wil het verhaal per se onder de pet houden, de ander wil het publiceren.

Familieverhalen. De kunst van het schrijven over je naasten, Tanny Dobbelaar

Bevrijding

Moet je er daarom dan maar niet aan beginnen? Juist wel. Door te reflecteren op wat er is gebeurd, kunnen trauma’s genezen. Zo heb ik het althans zelf ervaren toen ik over mijn brandwondenongeluk ging schrijven. Voor mij was het een bevrijding van een zware last, mijn vader en moeder daarentegen vonden dat heel ongemakkelijk. Zij bleven er liever over zwijgen. Hun motto was: Praat er maar niet over, dan maak je het alleen maar erger. Goed bedoeld, maar voor mij funest.

Familiegeheim

Als er een familiegeheim is, realiseer je dan dat jouw verhaal heel wat teweeg kan brengen. Je kunt je afvragen of publiceren echt nodig is. Je zou het verhaal ook ‘privé’ kunnen houden. Aan de andere kant: jouw beleving van het verleden heeft ook bestaansrecht. Het is een kunst daar je eigen weg in te vinden.

Mijn tip: betrek de mensen die ook in het verhaal voorkomen bij je project. Interview ze, vraag om foto’s of ander materiaal en informeren ze over je ontdekkingen. Maar zeg er ook duidelijk bij dat het jouw project is.

Schaamte

Toen ik Betje, de zevende van de kruidenier wilde publiceren, was één tante daar op tegen. In het boek staat namelijk dat het huwelijk van haar ouders ‘een moetje’ was geweest. Daar had altijd een zweem van schaamte omheen gehangen en bij de generatie van mijn tante was die schaamte blijven bestaan. Ik vond juist dat je die schaamte uitwiste, door er open over te zijn. Hadden ze in de huidige tijd geleefd, dan hadden ze geen schuldbelijdenis voor de kerkenraad hoeven doen en zich er ook niet voor hoeven schamen. Bovendien, ze hadden een gelukkig huwelijk gehad, dus waar hebben we het over?
Mijn tante en ik hebben de onenigheid bijgelegd en daarna vond ze het goed dat we het familieverhaal publiceerden. Van neven en nichten kreeg ik positieve reacties. De familieband is er door versterkt.

Waargebeurd

Komen we bij het derde kenmerk van een familiegeschiedenis of levensverhaal: ‘waargebeurd’
Enerzijds gaat het verhaal over mensen die echt bestaan (hebben) en baseert de schrijver zich op ‘ware bronnen’ zoals gemeentearchieven. Anderzijds is het verhaal van de schrijver altijd subjectief. Iedere schrijver werkt vanuit zijn eigen referentiekader, zijn eigen tijd en heeft zijn eigen karakter. Hierin ligt ook de kracht. Een schrijver heeft de opdracht een verhaal zo goed mogelijk te vertellen. Een verhaal over fantastische mensen die alleen maar het goede doen is dodelijk saai en ongeloofwaardig. Een droge opsomming van feiten en anekdotes ook. Belicht dus juist ook de pijnpunten in het verhaal en plaats deze in hun context.

Een tip voor wie zo objectief mogelijk te werk wil gaan: kies een journalistieke aanpak. Interview zoveel mogelijk betrokkenen, doe aan hoor en wederhoor, zorg ervoor dat je het verhaal van verschillende kanten belicht en ga ter plekke kijken. Of kies een vorm waarin alle nog levende gezinsleden om de beurt aan het woord komen, zoals in Het zwijgen van Maria Zachea.

Wil je daarentegen juist je eigen beleving er in tot uitdrukking brengen, realiseer je dan dat jouw versie van de waarheid in strijd kan zijn met die van – bijvoorbeeld – je broer of tante. En dat je strijd zult moeten leveren.

Narratieve identiteit

Nog één pareltje uit het boek en dan stop ik. Tanny Dobbelaars voert in Familieverhalen, de kunst van het schrijven over je naasten het begrip ‘narratieve identiteit’ op. Volgens de filosofen die ze in het boek citeert, wordt onze identiteit vandaag de dag gevormd door verhalen die wij – en anderen – over onszelf vertellen. Vroeger was dat anders. Toen bepaalde afkomst grotendeels wie je was.

Identiteit op basis van afkomst

Vroeger bleven de mensen veelal in hun geboortestreek wonen. Je trouwde binnen je stand of klasse, je kreeg een vergelijkbaar beroep als je vader en moeder, je was een kind van die en die. Die omstandigheden bepaalden – deels – wie je was. Tegenwoordig gaat bijna iedereen studeren of werken in een andere stad. Kinderen van de bakker worden notaris of chirurg. Kinderen van de notaris worden zeezeiler of timmerman. De moderne mens ontleent zijn identiteit hierdoor minder dan vroeger aan afkomst. De moderne mens is vooral bezig met zelfontplooiing, onze samenleving biedt die mogelijkheid. Met als gevolg dat identiteit tegenwoordig wordt gevormd via de verhalen over jezelf. Het familieverhaal is daar een deel van. Dit zou ook verklaren waarom vandaag de dag zoveel mensen met hun familiegeschiedenis bezig zijn.

Een interessante gedachte. Meer hierover lees je in Familieverhalen, de kunst van het schrijven over je naasten. Een inspirerend boek over het fenomeen ‘familie’.