De vertelinstantie

Theorie – wat je als schrijver van een levensverhaal of familiegeschiedenis in ieder geval moet weten over ‘de verteller’.

Vaak heb je bij het lezen van een boek niet eens door wie de verteller is. Totdat je er op gaat letten. In dit blog ga ik in op de rol van de verteller. Welke vertelinstantie kies je voor je familieverhaal?

Familiegeschiedenis en de ik-verteller

Als je over je eigen familie schrijft, is de ik-verteller een logische keuze, waarbij jij de ‘ik’ bent. Jij hoort zelf immers ook bij die familie? De lezer krijgt het verhaal opgediept vanuit jouw gezichtspunt (perspectief). We horen jouw stem.

Zelfs als je over een periode schrijft waarin jij nog niet leefde, kan het een verrijking zijn om vanuit de huidige tijd, vanuit jouw perspectief, over je voorouders te schrijven. Het biedt je de mogelijkheid om in je verhaal te verwerken hoe je achter bepaalde zaken bent gekomen. En te beschrijven wat je van die ontdekking vond. Ook wat je niet hebt kunnen achterhalen, kun je met een ik-verteller aan het papier toevertrouwen. Om daar vervolgens aan toe te voegen wat er gebeurd zou kunnen zijn: je vermoedens gecombineerd met de schamele feiten.

Toen en nu

Nog een pluspunt: Je kunt vanuit ‘vroeger’ parallellen trekken naar het nu en andersom. Stel dat een van je voorouders ongewenst zwanger was geraakt, in de achttiende eeuw in haar eentje een kind moest grootbrengen. Jij bent een nakomeling van dat ongewenste kind. Welk effect heeft dit op jou? En hoe zou je over-overgrootmoeders leven zijn geweest als ze in onze tijd zwanger was geworden?

Je eigen levensverhaal schrijven

Werk je aan een verhaal over je eigen leven? Dan is een ik-verteller al helemaal vanzelfsprekend. Je put bij het schrijven uit je eigen herinneringen, hoe jij alles hebt beleefd staat centraal. Je kunt dicht bij je gevoel blijven. Dat kan heel goed uitpakken, maar het kan ook een valkuil zijn. Te veel gevoelens maken een verhaal afstotelijk. Als er bijvoorbeeld een enorme frustratie uit opklinkt of als het geschrevene één grote jammerklacht is. Een zekere afstand tot je leven is nodig. Je moet kunnen reflecteren en bereid zijn om te leren van het leven.

Als een ik-verteller voor jou niet werkt, probeer dan eens in de derde persoon enkelvoud te schrijven. Daarmee schep je automatisch afstand tot je personage. Of kies een andere verteller, zoals de alwetende. Wat dat is, leg ik verderop uit. Eerst wil ik nog even doorgaan op de ik-verteller in het levensverhaal.

Het levensverhaal van een ander schrijven

Als je het levensverhaal van iemand anders schrijft, ben je misschien geneigd om vanuit de derde persoon enkelvoud over je hoofdpersoon te schrijven. Maar ook hier kun je met een ik-persoon werken. Dan is de ik-verteller echter niet de schrijver, maar de hoofdpersoon. Het voordeel van dit ik-perspectief is de kleine afstand tussen de lezer en de hoofdpersoon. De lezer zit dicht op de hoofdpersoon, maakt alles mee vanuit zijn of haar belevingswereld. Een voorwaarde is wel dat je je personage goed kent.

De ik-verteller heeft ook een beperking: hij weet niet alles, zijn blikveld is beperkt. Soms wil je de situatie ook vanuit een ander gezichtspunt beschrijven of ontwikkelingen vertellen waar jouw ‘ik-persoon’ geen weet van heeft. Dan kun je je toevlucht nemen tot een alwetende verteller of in een volgend hoofdstuk van perspectief wisselen.

Nu terug naar jou en je project…

De eerste vraag die je jezelf stelt, is dus: Wie is mijn verteller…

  • Ben ik dat zelf?
  • Is dat de hoofdpersoon in mijn verhaal?
  • Of is het een stem die zelf geen rol speelt in het verhaal, maar die alles weet, alles ziet en in de hoofden van mijn personages kan kijken?

Alwetende verteller

En zo komen we bij de alwetende verteller. Deze zweeft in een helikopter boven het verhaal. Hij weet wat er gaat gebeuren, hij weet wat de personages willen, vinden, doen, denken, waar ze naar verlangen. De alwetende verteller speelt zelf geen rol in het verhaal. Hij is min of meer neutraal. Het nadeel is dat de alwetende verteller niet zo diep in de hoofden van de personages kan kijken als een ik-verteller. Hij blijft aan de buitenkant. Deze verteller wordt in familiegeschiedenissen en levensverhalen wel gebruikt als de schrijver zijn hoofdpersoon niet of nauwelijks heeft gekend en weinig weet over zijn karakter, uiterlijk, leefomstandigheden, drijfveren… Voorbeelden hiervan zijn Op zoek naar George van Kim Heijdenrijk (2017) en De genen van mijn vader, een familiegeschiedenis van 400 jaar, van Martine Letterie (2015).

Er zijn meer vertellers, zoals de onzichtbare, de onbetrouwbare… Als je hier meer over wilt lezen, kan ik je ‘Hoe lees ik? aanraden van Lidewijde Paris (2016).  Zij wijdt een heel hoofdstuk aan vertellers en perspectieven.

Tot slot kun je jezelf de volgende vraag stellen:

Schrijf ik mijn hele boek vanuit één en dezelfde verteller, of kan ik ook afwisselen? Met andere woorden, schrijf ik eerst een hoofdstuk vanuit het gezichtspunt van het ene personage en belicht ik de situatie in een volgend hoofdstuk vanuit een ander personage? Zelfs dat is mogelijk. Alfred Birney bijvoorbeeld wisselt veelvuldig van perspectief in De tolk van Java.

Oefening

Pak onderstaande boeken er eens bij om te kijken wat de auteur doet met de verteller.

Theoretische kennis doe je ook op in Hoe lees ik? van Lidewijde Paris
De ik-verteller in De stamhouder is de schrijver zelf, Alexander Münninghoff

Voorbeeld 1. Familiekroniek waarin de schrijver zelf de ‘ik’ is

Alexander Münninghoff, De stamhouder
‘Mijn eerste aanraking met de geheimen die mijn leven zouden gaan beheersen, was de vondst die ik op een verloren namiddag op de zolder van ons huis in Voorburg deed.’

Voorbeeld 2. De hoofdpersoon is de ‘ik’ (en dus niet de schrijver)

De doodswens van mijn vader (2018), Nynke Feenstra
‘Het begon allemaal met het telefoontje van mijn zusje, in 2015. De huistelefoon ging. Ik stond op van de bank en pakte de draadloze telefoon uit het oplaadstation.
“Je moet de groeten hebben van Ben”, hoorde ik Ingrid zeggen.’

De ik-verteller in dit levensverhaal is niet de schrijver

Voorbeeld 3. Alwetende verteller

De tien van Renesse, Ellen de Vriend (2018)
‘Duizelig door de hoge koorts en doodop van de hevige buikpijn lag Leen in de bedstee van de mooie kamer met zijn ogen gesloten. Het rook er naar boenwas, Boldoot en braaksel. Af en toe kreunde hij en greep naar zijn buik of huilde hij geluidloos.’

Voorbeeld 4. De schrijver wisselt van perspectief en van verteller:

Betje, de zevende van de kruidenier, Bep Mandemaker en Nynke Feenstra (2017)
De familiegeschiedenis Betje heeft twee ik-vertellers. Enerzijds vertelt Betje heel levendig en kinderlijk over haar jeugd op Koudekerke voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. De hoofdstukken waarin zij aan het woord is, worden afgewisseld met hoofdstukken waarin ik, een volwassene, vanuit het nu verslag doe van mijn zoektocht in de archieven en van wat ik via andere familieleden en uit boeken over die tijd te weten ben gekomen.